Activiteitenregeling

Achtergrondinformatie activiteitenbesluit

Eerst even de belangrijkste wijzigingen voor de inspectieplicht van stookinstallaties die met de komst van het Activiteitenbesluit 2018 zijn doorgevoerd:

  • Per 1 januari 2018 wordt er niet meer in art 3.7m gesproken over vermogen maar over thermisch ingangsvermogen (belasting onderwaarde Hi);
  • Per 1 januari 2018 vervalt het Activiteitenbesluit 1 januari 2016;
  • Verruiming van de 500-uursregeling, waarbij stookinstallaties die ten hoogste 500 uur per jaar in gebruik zijn, zijn vrijgesteld van de emissie-eisen. Emissie-eisen, met uitzondering van dieselmotoren die worden gebruikt voor de opwekking van elektriciteit in gevallen anders dan noodgevallen;
  • Ondertekening verslag door degene die de keuring of het onderhoud heeft verricht;
  • Verplicht om de verslagen af te melden in het afmeldsysteem van de stichting SCIOS;
  • Het verslag van de keuring dient bij de stookinstallatie aanwezig te zijn voor een periode van minimaal zes jaar;
  • Verruiming van de emissiegrenswaarde voor bepaalde biomassa ketels;
  • Vereenvoudiging met betrekking tot de SO2-normen;
  • Speciale regeling voor kleine dieselmotoren in de Exclusieve Economische Zone (hierna: EEZ);
  • Reparaties en verduidelijkingen voor de stookinstallaties in hoofdstuk 5:

Ook in het Activiteitenbesluit zijn er 2018 wat wijzigingen, zo is artikel 3.10a gewijzigd, zie bijlage

Klik hier voor nadere informatie

 

Wat is nieuw?

Nieuw is dat de emissie-eisen nu ook gelden voor andere direct gestookte stookinstallaties dan ketels, gasturbines, gas en dieselmotoren. Ook andere indirect gestookte middelgrote stookinstallaties zoals thermische olieketels en procesfornuizen krijgen emissie-eisen.

De emissiegrenswaarden gaan voor nieuwe installaties vanaf 20 december 2018 gelden. Voor bestaande middelgrote stookinstallaties vanaf 5 MW gelden de nieuwe emissie-eisen vanaf 2025. Voor de overige middelgrote stookinstallaties gelden de nieuwe emissie eisen vanaf 2030. De Europese richtlijn schrijft met betrekking tot de stookinstallaties de meetfrequentie voor zodra de nieuwe emissie-eisen gelden.

De vereiste meetfrequentie wordt hoger. De meetmethode wijzigt niet. De hogere meetfrequentie wordt voor nieuwe installaties per direct verplicht na 20-12-2018. Voor bestaande installaties geldt de verplichting vanaf:

  • 1-1-2025 voor grotere bestaande installaties (5-50 MW) en
  • 1-1-2030 voor kleinere bestaande installaties (<5 MW)

De Europese richtlijn schrijft ook een registratie en een register van middelgrote stookinstallaties voor. Hierdoor worden type A inrichtingen met een stookinstallatie voor verwarmingsdoeleinden vanaf 1 MW meldingsplichtige inrichtingen type B.

Om er zeker van te zijn aan welke eisen de stookinstallatie moet voldoen als het gaat om emissie-eisen adviseren we om het activiteitenbesluit of -regeling er op na te slaan.

Onder de Wet Milieubeheer hangt het Activiteitenbesluit. Volgens artikel 3.7m van de activiteitenregeling gelden voor stookinstallaties de volgende regels:

  1. Een niet-gasgestookte stookinstallatie met een nominaal thermisch ingangsvermogen van:
    a. 20 kilowatt tot ten hoogste 100 kilowatt, wordt ten minste eenmaal per vier jaar gekeurd op veilig functioneren, optimale verbranding en energiezuinigheid;
    b. meer dan 100 kilowatt, wordt ten minste eenmaal per twee jaar gekeurd op veilig functioneren, optimale verbranding en energiezuinigheid.

  2. Een gasgestookte stookinstallatie met een nominaal thermisch ingangsvermogen van meer dan 100 kilowatt wordt ten minste eenmaal per vier jaar gekeurd op veilig functioneren, optimale verbranding en energiezuinigheid.

  3. Een keuring als bedoeld in het eerste of tweede lid wordt voor de eerste keer uitgevoerd binnen zes weken na ingebruikname.

  4. Een keuring als bedoeld in het eerste of tweede lid omvat mede:
    a. de afstelling van de verbranding;
    b. het systeem voor de toevoer van brandstof en verbrandingslucht;
    c. de afvoer van verbrandingsgassen;
    d. een meting van koolmonoxide (CO), vóór de onder a genoemde afstelling, uitgedrukt in mg/Nm3, bij een zuurstofpercentage zoals aangegeven in artikel 3.10i, eerste lid, van het besluit.

  5. Een keuring als bedoeld in het eerste of tweede lid wordt verricht door een bedrijf dat beschikt over een geldig certificaat dat is afgegeven door een instantie die door een accreditatie-instantie is geaccrediteerd om uitvoering te kunnen geven aan de Deelregeling voor stookinstallaties, onderdeel uitmakende van de Certificatieregeling voor het kwaliteitsmanagementsysteem ten behoeve van het uitvoeren van onderhoud en inspectie aan technische installaties, van de stichting SCIOS.

  6. Indien uit een keuring als bedoeld in het eerste of tweede lid blijkt dat de stookinstallatie onderhoud behoeft, vindt dat onderhoud binnen twee weken na de keuring plaats.

  7. Het verslag van de keuring, bedoeld in het eerste of tweede lid, ondertekend door degene die de keuring heeft verricht, ligt bij de stookinstallatie ter inzage van het bevoegd gezag en wordt voor een periode van ten minste zes jaar bewaard.

  8. Na uitvoering van onderhoud als bedoeld in het zesde lid ligt een bewijs van uitvoering van dat onderhoud, gedateerd en ondertekend door degene die het onderhoud heeft uitgevoerd, bij de stookinstallatie ter inzage van het bevoegd gezag.

  9. Indien een stookinstallatie bij keuring dan wel na uitvoering van onderhoud, als bedoeld in het zesde lid, voldoet aan de eisen voor veilig functioneren, optimale verbranding en energiezuinigheid, zorgt degene die de inrichting drijft ervoor dat de stookinstallatie wordt afgemeld in het afmeldsysteem van de stichting SCIOS.

  10. Voor stookinstallaties met een nominaal thermisch ingangsvermogen van 1 MWth of meer omvat het verslag en de afmelding als bedoeld in het zevende en negende lid ten minste de volgende gegevens:
    a. naam en adres van de gebruiker;
    b. adres waar de stookinstallatie is opgesteld;
    c. unieke identificatie van de stookinstallatie;
    d. nominaal thermisch ingangsvermogen (MWth) van de stookinstallatie;
    e. type stookinstallatie, onderverdeeld naar gasmotor, dieselmotor, dual-fuelmotor, gasturbine, ketel, fornuis, droger, luchtverhitter en andere stookinstallatie;
    f. type gebruikte brandstoffen en het aandeel ervan, onderverdeeld naar vaste biomassa, houtpellets, andere vaste brandstof, gasolie, dieselolie, huisbrandolie, biodiesel, andere vloeibare brandstoffen, aardgas, propaangas, butaangas, vergistingsgas en andere gasvormige brandstoffen;
    g. datum ingebruikname;
    h. verwachte aantal jaarlijkse bedrijfsuren van de stookinstallatie en de gemiddelde belasting tijdens gebruik;
    i. sector waarin de stookinstallatie werkt of de inrichting waarin zij wordt gebruikt (viercijferige NACE-code);
    j. de datum en meetresultaten van de laatst uitgevoerde emissiemetingen alsmede de tijdens de keuring gemeten koolmonoxide- en zuurstofconcentratie;
    k. indien gebruik gemaakt wordt van de vrijstelling van de emissiegrenswaarden op grond van de 500-uursregeling, bedoeld in artikel 3.7, tweede lid, onderdeel b, van het besluit, een door de gebruiker ondertekende verklaring dat de installatie niet meer dan 500 uur per kalenderjaar wordt ingezet;
    l. veranderingen in de stookinstallatie of bedrijfsvoering die hebben geleid tot een verandering in emissiegrenswaarde.

  11. De Minister van Infrastructuur en Waterstaat draagt zorg voor het in stand houden van een register met de gegevens, bedoeld in het tiende lid.

Pagina afdrukken